Richt de camera op het te fotograferen onderwerp. Draai de sluitertijdschaal van de belichtingsmeterschijf naar rechts of naar links, waarna de volgnaald moet samenvallen met de belichtingsmeternaald. Op deze wijze zijn er allerlei kombinaties van sluitertijden en diafragma's mogelijk. Elk van deze kombinaties stelt u in staat goede opnamen te maken. De cijfers op de diafragmaschaal geven de waarden aan van de diafragma-opening. De cijfers van 500 tot 2 op de sluitertijdenschaal geven de waarden aan van de belichtingstijden in frakties van seconden. Die van 1 tot 30 in hele seconden. De zwarte cijfers op de sluitertijdenschaal van de belichtingsmeterschijf korresponderen met de cijfers van de sluitertijdenknop. De belichtingstijd en het bijbehorende gekozen diafragma, afhankelijk van de omstandigheden waaronder gefotografeerd wordt, moeten op de camera en het objectief overgebracht worden. Vergeet nooit bij de ZENIT-E camera de diafragmaring te sluiten door deze naar rechts te draaien. Hierdoor voorkomt u overbelichte opnamen.
Aim the camera at the subject to be photographed. Rotate the light meter dial's shutter speed scale right or left, after which the following needle should align with the exposure measuring needle. In this way all sorts of combinations of shutter speeds and apertures are possible. Each of these combinations allow you to make good exposures. The numbers on the aperture scale show the values of the aperture. The numbers from 500 to 2 on the shutter speed scale show the values of the shutter speeds in fractions of a second. Those from 1 to 30 in whole seconds. The black numbers on the shutter speed scale of the light meter dial correspond with the numbers on the shutter speed knob. The exposure time and the corresponding chosen aperture, depending on the circumstances under which is being photographed, have to be transferred to the camera and the lens. Never forget to close the aperture ring on the ZENIT-E by turning it to the right. This will prevent overexposed shots.